Rechtbank Den Haag de “go-to place” voor aanbesteders?

expertise:

Mededinging & Regulering

nieuwsbrief:

Wilt u meer weten over dit onderwerp, schrijf u in voor onze nieuwsbrief

Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.

24 juli 2024

Een hardnekkig gerucht in inkoopland is dat aanbestedende diensten er verstandig aan doen om in de aanbestedingsstukken de rechtbank Den Haag als bevoegde (kort geding) rechter aan te wijzen. De winkans voor aanbestedende diensten zou bij de Haagse rechter hoger zijn dan elders in den lande.

Aanhangers van deze theorie voelen zich waarschijnlijk gesterkt door twee recente uitspraken van de rechtbank Den Haag.

  • Op 17 juni 2024 toonde de Haagse voorzieningenrechter (ECLI:NL:RBDHA:2024:11195) zich onverbiddelijk door de uitsluiting van een inschrijver in stand te laten en geen ruimte te bieden voor foutherstel.  Door een ongelukkige, onbedoelde en onverklaarbare digitale fout waren de ja / nee antwoorden in het door de betreffende inschrijver ingediende UEA (deels) bedekt door een zwarte figuur en daardoor onleesbaar. Het argument dat door de positionering van de zwarte figuur nog altijd objectief kan worden vastgesteld of de betreffende vraag met ja of nee is beantwoord, bracht de voorzieningenrechter niet tot een ander oordeel.
  • Dezelfde voorzieningenrechter toonde zich op 27 juni 2024 (ECLI:NL:RBDHA:2024:11454) een stuk coulanter ten opzichte van de aanbestedende dienst door geen aanbestedingsrechtelijke gevolgen te verbinden aan een fout in de aanbestedingsstukken:

Anders dan Dustin betoogt, valt in het licht van de hierboven beschreven systematiek in redelijkheid niet in te zien waarom de inschrijver niet voor álle diensten een tarief van nul euro mag rekenen om daarmee op een totaalprijs van nul euro voor alle bepaalde diensten uit te komen. Dustin heeft weliswaar terecht opgemerkt dat het in alinea 5.2.4 Beschrijvend Document vermelde voorschrift: “Het inschrijven met negatieve of nultarieven is verboden [optioneel]” het bestaan van een nulprijsverbod suggereert, maar naar het oordeel van de voorzieningenrechter had het voor een behoorlijk geïnformeerd en normaal oplettende inschrijver duidelijk moeten zijn dat de vermelding van dit voorschrift op een – ongelukkige maar evidente – vergissing berust.

Beide oordelen zijn wat mij betreft opvallend. Als je het mij vooraf zou hebben gevraagd, zou ik in de eerste zaak mijn geld op foutherstel hebben gezet en in de tweede zaak een heraanbesteding hebben voorspeld, wegens schending van het transparantiebeginsel.

Ik geloof niet dat de verklaring is dat de rechtbank Den Haag op de hand van de aanbestedende dienst is. Met name de eerste uitspraak bevestigt wat mij betreft wel dat het met de deformalisering van het aanbestedingsrecht in Den Haag (maar ook bij andere rechtbanken) nog niet echt wil vlotten.

Procederen over fouten in aanbestedingszaken blijft onvoorspelbaar en is voor inschrijvers vaak een “up hill battle”. Een kleine formele vergissing kan resulteren in uitsluiting van de procedure en de kans op winst doen verdwijnen. Aangezien de ruimte voor foutherstel na inschrijving zeer beperkt is, doen inschrijvers er goed aan voordat de inschrijving wordt ingediend zorgvuldig en nauwgezet te controleren of aan alle formele en materiële eisen is voldaan, bij voorkeur met toepassing van het vier ogen principe. Voorkomen is immers beter dan genezen.

Wilt u meer weten? Neem dan gerust contact op met Martijn Jongmans of met één van de andere leden van de sectie Mededinging & Regulering.