Mediationclausule bindend in B2B-relaties?

expertise:

Ondernemingsrecht - M&A

nieuwsbrief:

Wilt u meer weten over dit onderwerp, schrijf u in voor onze nieuwsbrief

Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.

17 juli 2024

Inleiding

De Hoge Raad, het hoogste rechtscollege met betrekking tot burgerlijke zaken, heeft op 12 juli 2024 een zeer belangrijke uitspraak gedaan over de afdwingbaarheid van een mediationclausule.

In een koopovereenkomst waarbij PPSB aandelen van een dochtervennootschap verkocht aan CSW is een arbitraal beding opgenomen. Het arbitrale beding houdt in, dat eventuele uit de koopovereenkomst voortvloeiende geschillen in eerste instantie via mediation zullen worden opgelost. Als deze geschillen niet via mediation kunnen worden opgelost, dan zullen zij aan arbitrage worden onderworpen, met uitsluiting van de gewone rechter, tenzij sprake is van een spoedeisend belang.

Nadat tussen partijen onenigheid was ontstaan, onder meer over een latente belastingclaim, start PPSB een arbitrale procedure. CSW doet in de arbitrageprocedure een beroep op de mediationclausule in het arbitraal beding en verzoekt de arbiter zich onbevoegd te verklaren, dan wel de procedure aan te houden nu partijen nog geen mediation hebben beproefd. De arbiter wijst beide verzoeken af.

Het hof oordeelt in hoger beroep, dat PPSB het arbitraal beding zo mocht begrijpen dat daarin geen bindende verplichting tot mediation besloten lag en wijst de vorderingen van CSW af. In cassatie wordt het oordeel van het hof aangevochten.

In dat verband is de vraag of een afspraak tussen professionele partijen om eerst mediation te betrachten voordat een procedure bij een arbiter of rechter aanhangig wordt gemaakt, juridisch bindend is. Als een partij zich niet houdt aan zo’n mediationclausule en de wederpartij op dit punt verweer voert, moet de arbiter of rechter de procedure aanhouden totdat partijen de mediationclausule zijn nagekomen?

Vormen van geschillenbeslechting

Er zijn meerdere mogelijkheden om geschillen te beslechten. Zo kan men naar de gewone rechter gaan. Naast de rechtspraak, bestaat er arbitrage. Dat is een alternatieve vorm van geschillenbeslechting waarbij een neutrale derde partij, de arbiter, de zaak beoordeelt en een bindende beslissing neemt. Er kan worden gekozen voor één of drie arbiter(s).

Ook bindend advies is een mogelijkheid om een geschil te beslechten. Vaak ziet men bij financiële geschillen dat een onafhankelijke deskundige bindend het bedrag tussen partijen vaststelt waarover een geschil bestaat.

Tenslotte mediation. Mediation is een vorm van alternatieve geschillenbeslechting waarbij een neutrale derde partij, de mediator, betrokken partijen helpt om tot een vrijwillige en gezamenlijke oplossing van het geschil te komen. Het doel van mediation is om conflicten op te lossen door middel van onderhandeling en communicatie, waarbij de mediator fungeert als een onafhankelijke en onpartijdige bemiddelaar. Hij of zij kan afspraken die partijen maken tussen hen vastleggen en die zijn dan bindend. Voordelen zijn onder meer de snelheid en vertrouwelijkheid.

De uitspraak van de Hoge Raad

De clausule waar het in deze zaak om ging, luidde als volgt:

““(…) Eventuele uit deze overeenkomst voortvloeiende geschillen tussen partijen zullen door partijen in eerste instantie via mediation worden opgelost. Mochten partijen deze geschillen niet aldus kunnen oplossen, dan zullen zij aan arbitrage (door één arbiter) worden onderworpen, met uitsluiting van de gewone rechter, tenzij de voorzieningenrechter ingeval van spoedeisend belang.”

De Hoge Raad stelt voorop, dat mediation kan worden omschreven als een vorm van bemiddeling ter oplossing van een geschil, waarbij een neutrale bemiddelingsdeskundige, de mediator, onderhandelingen tussen partijen begeleidt die zijn gericht op een gezamenlijk gedragen uitkomst met inachtneming van de belangen van partijen. Partijen kunnen overeenkomen dat zij zullen proberen een bestaand of toekomstig geschil in verband met een tussen hen bestaande rechtsbetrekking op te lossen met behulp van mediation, alvorens een procedure aanhangig te maken of een lopende procedure voort te zetten.

De inhoud van een mediationclausule moet volgens de Hoge Raad door uitleg daarvan worden vastgesteld. Daarbij komt het aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de mediationclausule mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (de zogenaamde “Haviltex-maatstaf”).

Een mediationclausule kan een niet-verplichtend karakter hebben. Ook is mogelijk dat een mediationclausule partijen verplicht mediation te beproeven voordat zij in rechte (of in arbitrage) een procedure aanhangig maken. Het karakter van mediation staat aan een zodanige uitleg volgens de Hoge Raad niet in de weg. De omstandigheden dat een mediationclausule tussen professionele partijen (B2B) is overeengekomen en dat de overeenkomst en het daaruit voortvloeiende geschil een zakelijk karakter hebben, kunnen bij de uitleg een rol spelen, maar brengen naar het oordeel van de Hoge Raad niet zonder meer mee dat de mediationclausule zo moet worden uitgelegd dat zij partijen verplicht mediation te beproeven, voordat zij in rechte (of in arbitrage) een procedure aanhangig maken.

Indien een mediationclausule ertoe verplicht om mediation te beproeven, is de reikwijdte van die plicht en daarmee de vraag wanneer een partij die dat wenst haar medewerking aan het mediationtraject mag beëindigen, volgens de Hoge Raad eveneens een kwestie van uitleg van de mediationclausule.

Een mediationclausule mag niet worden toegepast als toepassing tot gevolg zou hebben dat het recht van partijen op toegang tot de rechter op onaanvaardbare wijze wordt aangetast.

Als een mediationclausule inhoudt dat partijen verplicht zijn mediation te beproeven, voordat zij in rechte (of in arbitrage) een procedure aanhangig maken en een partij een procedure aanhangig maakt zonder die verplichting te zijn nagekomen, kan de rechter (of arbiter) op verzoek van de andere partij de behandeling van de zaak aanhouden om partijen de gelegenheid te geven hun verplichtingen uit hoofde van de mediationclausule alsnog na te komen. Hij is daartoe niet verplicht. De rechter kan beslissen dat de behandeling van de zaak niet wordt aangehouden, bijvoorbeeld omdat de zaak daarvoor te spoedeisend is of omdat het zinloos is om mediation te beproeven.

Voor zijn oordeel dat in de onderhavige mediationclausule geen bindende verplichting tot mediation besloten ligt, heeft het hof niet alleen de tekst betrokken, maar ook van belang geacht het in het algemeen vrijwillige karakter van mediation en het feit dat het arbitraal beding niet door partijen gezamenlijk, maar door CSW is opgesteld. In het oordeel van het hof ligt niet besloten dat mediation niet verplichtend kan worden overeengekomen. Evenmin blijkt dat het hof ervan is uitgegaan dat CSW en PPSB geen professionele partijen zijn of dat het de hoedanigheid van partijen en de aard van hun geschil niet in zijn beoordeling heeft betrokken.

Het oordeel van het hof is daarom volgens de Hoge Raad niet onjuist en is ook niet onbegrijpelijk.

Conclusie

Een goed geformuleerde mediationclausule kan dus (ook) in B2B-relaties wèl afdwingbaar zijn. Ook hier geldt dus dat het goed redigeren van afspraken in B2B-verhoudingen problemen kan voorkomen, althans geschillen kan oplossen in de zin die de partij(en) voor ogen stond.

Heeft u vragen naar aanleiding van deze blog of heeft u andere ondernemingsrechtelijke vragen? Neemt u dan gerust vrijblijvend contact op met Marc Janssen of met één van de andere leden van de sectie ondernemingsrecht / praktijkgroep litigation.