Home » Publication » Ballast Nedam: hoofdelijke aansprakelijkheid en lagere kartelboete Ballast Nedam: hoofdelijke aansprakelijkheid en lagere kartelboete 29 maart 2014 Op 27 maart 2014 oordeelde de Europese rechter ten aanzien van de Nederlandse wegenbouwer Ballast Nedam N.V., dat haar rechten van verdediging waren geschonden. Het Hof verlaagde daarom een opgelegde kartelboete van EUR 4,65 miljoen naar EUR 3.45 miljoen. Ballast Nedam N.V. is 100% moeder van Ballast Nedam Infra B.V., dat op haar beurt 100% moeder is van Ballast Nedam Grond en Wegen B.V. (“BNGW”). Binnen het concern zijn de meeste wegenbouwactiviteiten bij BNGW gecentraliseerd. In 2006 stelde Europese Commissie vast dat er op de Nederlandse wegenbouwbitumenmarkt een kartel had plaatsgevonden. Ballast Nedam N.V. en Ballast Nedam Infra B.V. werden ervan beschuldigd in de periode van 21 juni 1996 tot en met 15 april 2002 aan dit kartel te hebben deelgenomen. Deze zaak is met name interessant door het verweer van Ballast Nedam N.V. In hoger beroep bij het Hof van Justitie van de Europese Unie voerde zij dat haar rechten van verdediging waren geschonden: De Europese Commissie had in haar Statement of Objections – de mededelingen van punten van bezwaar – BNGW niet als karteldeelnemer genoemd. Ballast Nedam N.V. was niet meegedeeld dat zij gevaar liep hoofdelijk aansprakelijk te worden verklaard voor de betaling van de aan BNGW opgelegde geldboete. Ballast Nedam N.V. meende onder deze omstandigheden dat zij er niet kundig van kon zijn, dat zij als moedermaatschappij van BNGW de geadresseerde van een eindbeschikking van de Commissie kon zijn. De hoogste Europese rechter gaat in dit verweer mee: Het Hof wijst erop dat, volgens de vaststellingen van het Gerecht, de Commissie in de mededeling van punten van bezwaar geen enkel aanvullend element heeft aangedragen ten bewijze dat Ballast Nedam NV en BNGW één enkele onderneming vormden, en dat de mededeling van punten van bezwaar dienaangaande duidelijker had kunnen worden geformuleerd. Het stelt vast dat het Gerecht evenwel heeft geoordeeld dat deze onduidelijkheid in de mededeling van punten van bezwaar niet volstaat om aan te nemen dat de Commissie niet duidelijk heeft aangegeven dat zij van plan was toepassing te geven aan het vermoeden dat Ballast Nedam NV daadwerkelijk beslissende invloed heeft uitgeoefend op het commerciële gedrag van BN Infra en BNGW. Volgens het Hof heeft het Gerecht echter blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door te oordelen dat de rechten van verdediging van Ballast Nedam NV niet zijn geschonden. De Commissie moet in de mededeling van punten van bezwaar immers vermelden in welke hoedanigheid een onderneming de gestelde feiten worden verweten. De dubbelzinnigheid van de bewoordingen van de mededeling van punten van bezwaar wordt trouwens nog versterkt door het feit dat aan BNGW geen mededeling van punten van bezwaar is gericht. Het komt er bij de hoofdelijke aansprakelijkheid van moedermaatschappijen dus (tevens) op neer goed de Statement of Objections – de mededelingen van punten van bezwaar – door te lezen. Het formele punt van dubbelzinnigheid, zoals door het Hof omschreven, kan ertoe leiden dat een (directe of indirecte) moedermaatschappij ontkomt aan hoofdelijke aansprakelijkheid voor kartelinbreuken begaan door hun dochters. De financiële, bedrijfseconomische en andere voordelen daarvan kunnen groot zijn. Meer weten? Voer vrijblijvend overleg met Adriaan Buyserd (mail, LinkedIn, website) Op de hoogte blijven? Download hier onze eBooks en nieuwsbrieven. Delen: